De traphoogte manueel instellen
Methode |
Gereedschap |
Werkomgeving: gereedschappenset |
Hoogte trap |
Trap (uitgebreid) |
Vectorworks Architectuur en Landschap: set Architectuur Spotlight: Manueel toevoegen aan werkomgeving (zie Werkomgevingen creëren en bewerken) |
Wanneer je de omtrekkubus van een trap in 3D tekent, stelt de methode Hoogte trap je in staat om de hoogte van de trap met één klik in te stellen terwijl je het object plaatst. Dit maakt het makkelijker om de trap uit te lijnen met aangrenzende elementen dan wanneer je de hoogte cijfermatig opgeeft in het dialoogvenster ‘Instellingen trap’.
(Merk op: De hoogtewaarde in het Instellingenvenster is niet beschikbaar wanneer je kiest voor ‘d.m.v. laaghoogte’.)
Om de totale hoogte van de trap manueel in 3D te bepalen:
Zorg dat de juiste ontwerplaag actief is. Activeer het gereedschap en de gewenste tekenmethode in combinatie met de methode hoogte trap.
Teken in een 3D-aanzicht het omtrekkader dat de vorm van de trap definieert; zie Een trap tekenen in methode D.m.v. diagonaal, Een trap tekenen in methode Geroteerd, of Een trap tekenen in methode Hoek.
Nadat je de locatie voor de trap hebt aangegeven, kan je het omtrekkader in de hoogte optrekken tot een kubus.
Beweeg de cursor naar de gewenste locatie op de Z-as en klik om de hoogte van de trap vast te leggen. Deze manueel gedefinieerde hoogte overschrijft de hoogtewaarde uit de standaardinstellingen. De trap wordt gecreëerd.
Wanneer je de methode Hoogte trap gebruikt, wordt de Z-coördinaat voor de onderzijde van de trap gelijkgesteld met het vlak waarop de trapvorm werd getekend. De Z-coördinaat voor de bovenzijde wordt ingesteld op het aangeklikte punt voor de hoogte en de totale traphoogte wordt aangepast. Als je op het werkvlak klikt, wordt de hoogtewaarde uit de standaardinstellingen gebruikt.
Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.