Lagen-, klassen- en zichtvensterstandaarden
De standaarden voor de Architectuur- en Landschapmodule maken gebruik van lagen- en klasseneigenschappen, zoals beschreven in Concept: Lagen overzicht en Concept: Klassen overzicht.
Verscheidene parametrische objecten uit de Architectuur- en Landschapmodule worden gecreëerd in voorgedefinieerde klassen. De benodigde klassen worden gecreëerd bij het plaatsen van het object en door middel van bepaalde andere commando’s (zie Automatisch gecreëerde klassen). Automatische klassering kan je instellen via het commando Gebruik standaardnamen. Zie Een standaardorganisatie of de organisatie uit andere bestanden importeren en Concept: Klassen overzicht.voor meer informatie.
Projecten die zijn opgezet volgens de standaarden bevatten zowel ontwerplagen als presentatielagen met zichtvensters. Een architecturaal projectbestand bevat ten minste bouwlagen met ontwerplagen voor elk onderdeel, en een aantal zichtvensters op presentatielagen.
Een typische standaard bestandsopzet van een Vectorworks Landschap product, bevat landschapplannen die bestaan uit gedeelde modelinformatie op vier lagen:
Mod-Site-Arch: bevat gebouwen of andere verbeteringen
Mod-Site-Civil: bevat topografische en landmeetkundige informatie
Mod-Site-DTMData: bevat de uitvoer van het sitemodel
Mod-Site-Landschap: bevat boom- en beplantingsgegevens
Wanneer een bestand wordt opgezet met het commando Creëer standaard zichtvensters, worden automatisch de juiste klassen en lagen gemaakt. Het aantal en de soorten lagen en klassen die worden gemaakt, zijn afhankelijk van de instellingen. Ontwerplagen worden gekoppeld met bouwlagen en beginnen met "Mod-" (modellagen, omdat hier het model wordt ontworpen). Het commando Creëer standaard zichtvensters maakt de juiste zcihtvensters en presentatielagen voor de zichtvensters (beginnend met "Sheet-"), samen met de juiste klassen als die nog niet in het bestand zitten (zie Standaard zichtvensters).
Met het commando Standaardnamen worden de naamgevingsconventies voor deze klassen, ontwerplagen, presentatielagen en zichtvensters of bewaarde weergaven ingesteld of gewijzigd (zie Standaardnamen gebruiken). Misschien wil je een nieuw, leeg bestand met standaarden maken en het dan opslaan als sjabloon voor toekomstig gebruik.
De instelstandaarden worden bepaald door het rekenblad LayerMap.G, dat kan worden geïmporteerd en aangepast door gevorderde gebruikers. Als een bestaand bestand al een set aangepaste standaarden bevat en het rekenblad LayerMap.G in het bestand aanwezig is, wordt het dialoogvenster Importeer LayerMap.G geopend bij het selecteren van Creëer standaard zichtvensters (Vectorworks Architectuur vereist). Selecteer of je het geïmporteerde en aangepaste rekenblad wilt behouden, of dat je wilt terugkeren naar de standaardinstellingen. Zie Using the Layermap worksheet voor meer informatie.
Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.