Een nieuwe datavisualisatie creëren
Commando |
Locatie |
Nieuwe datavisualisatie |
Weergavebalk Infopalet van een zichtvenster |
Een datavisualisatie definieert de objecten die worden opgenomen (het objectcriteria-gedeelte van de definitie) en ook de waarden van het object, of van andere bronnen, die worden gebruikt als basis voor het wijzigen van de objectkenmerken of het verbergen van de objecten (het weergavecriteria-gedeelte). Deze combinatie van criteria zorgt voor een zeer flexibele werkwijze om ingesloten data in je tekening of model te visualiseren.
Het Datavisualisatiemenu is alleen beschikbaar in de Weergavebalk wanneer een ontwerplaag de actieve laag is.
Om een datavisualisatie te creëren:
Selecteer het commando.
Je kan ook een datavisualisatie creëren via het dialoogvenster ‘Beheer datavisualisaties’.
Het dialoogvenster ‘Nieuwe datavisualisatie’ wordt geopend.
Click to show/hide the parameters.Click to show/hide the parameters.
Veld |
Omschrijving |
Naam datavisualisatie |
Geef een unieke naam voor de datavisualisatie op. |
Wijzig instellingen |
Bewerkt de kenmerken van objecten die voldoen aan de opgegeven criteria |
Verberg |
Verberg objecten die voldoen aan de opgegeven criteria |
Definieer criteria |
Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Criteria’ te openen. Bepaal hier welk soort objecten je in de datavisualisatie wilt gebruiken. Na het definiëren van de criteria, wordt de selectieformule ingevuld, samen met het aantal objecten die aan de criteria beantwoorden. |
Criteria voor objecten |
In dit veld wordt de huidige selectieformule weergegeven |
Criteria voor weergave |
Deze instellingen bepalen hoe de objecten die zijn gespecificeerd in het dialoogvenster Criteria worden gevisualiseerd. Er zijn verschillende opties beschikbaar, afhankelijk van of je kenmerken van objecten wijzigt of objecten verbergt. |
Categorie object |
Selecteer een algemene categorie van objecten om weergavecriteria voor te definiëren, waarna extra opties beschikbaar worden. Als je bijvoorbeeld Objecten met Parameter selecteert, worden object- en parameterlijsten weergegeven zodat je selecties kunt maken. |
Alle objecten |
Past een enkel kenmerk toe op alle objecten die voldoen aan de criteria, of verbergt ze |
Objecten met parameter |
Selecteer eerst een type parametrisch object en selecteer vervolgens een parameter met belangrijke waarden of bereiken voor de visualisatie (bijvoorbeeld Ruimte en Bestemmingsfunctie). |
Objecten met record |
Selecteer het record dat de gegevens bevat die je visueel wilt onderscheiden. Selecteer vervolgens het recordveld (bijvoorbeeld Plant Record en Standplaats) |
Objecten met IFC-entiteit |
Selecteer een IFC-entiteit in het dialoogvenster ‘Selecteer IFC-object’. Selecteer vervolgens een parameterset en eigenschap. Om een basiswaarde van de IFC-entiteit te gebruiken (bijvoorbeeld “Naam”), selecteer je in het tweede veld opnieuw de naam van de IFC-entiteit. |
Objecten met functie |
Selecteer een objectspecifieke eigenschap (bijvoorbeeld “Oppervlakte” of “Materiaal”). Alleen klasse en materiaal kunnen aan individuele componenten worden toegekend. |
Volgens waarden |
Stelt kenmerken in of verbergt objecten volgens een waarde, tekst of numeriek, van de geselecteerde weergavecriteria. Klik voor elke waarde in de lijst op Bewerk om een dialoogvenster te openen waarin je de kenmerken kunt definiëren of de optie Verberg kunt instellen. |
Volgens bereik |
Stelt kenmerken in of verbergt objecten volgens bereiken van numerieke waarden uit de geselecteerde weergavecriteria. Klik voor elk gewenst bereik op Toevoegen of Bewerk om een dialoogvenster te openen waarin je de kenmerken ervan kunt definiëren of de optie Verberg kunt instellen. |
Lijst waarde/bereik |
Hier worden de waarden of bereiken voor de geselecteerde objecten weergegeven samen met de ingestelde. Een vinkje in de kolom Toepassen of Verberg geeft aan dat de kenmerken worden toegepast op deze rij of dat ze worden verborgen. Klik om het vinkje aan of uit te zetten. Wanneer je problemen heeft met een datavisualisatie controleer je best deze kolom. Zorg ervoor dat de gewenste rijen aangevinkt zijn. |
Voeg toe |
Opent een dialoogvenster voor het instellen van kenmerken of de optie Verberg voor een nieuwe waarde of bereik |
Bewerk |
Selecteer een waarde of bereik in de lijst en klik op Bewerk (of dubbelklik op een rij) om een dialoogvenster te openen waarin je de kenmerken van het item kunt bewerken of de optie Verberg kunt instellen, of waar nodig de bereiken kunt aanpassen. |
Verwijder |
Klik op deze knop om de geselecteerde rij met een waarde of bereik te verwijderen. |
Automatisch kleuren toekennen |
Als Kenmerken wijzigen is geselecteerd, worden automatisch vul- en/of lijnkleuren toegewezen aan de rijen op basis van de Kleurinstellingen. |
Als Kenmerken wijzigen is geselecteerd, wordt het dialoogvenster ‘Instellingen automatische kleuren’ geopend waar je het kleurbereik voor automatische kleuren kan instellen. Selecteer voor zowel de vulling als de lijn of de automatische kleurfunctie moet worden gebruikt. Selecteer vervolgens de opties voor automatisch kleuren: Selecteer Gebruik kleuren om de begin- en eindkleuren voor de rijen op te geven. De automatische kleuren zullen een kleurverloop tussen de twee kleuren zijn. Selecteer Gebruik palet om een palet op te geven. De automatische kleuren komen in volgorde uit het palet; als er meer rijen dan kleuren in het palet zijn, beginnen de kleuren opnieuw vanaf het begin. Als de optie voor automatisch kleuren is uitgeschakeld voor vulling of pen, moet je de rijkleuren voor dat kenmerk handmatig selecteren. |
|
Exporteer als palet |
Als Kenmerken wijzigen is geselecteerd, wordt het dialoogvenster ‘Nieuw kleurenpalet’ geopend; zie Het kleurenpalet personaliseren. Hiermee creëer je automatisch een kleurenpalet gebaseerd op de rijen met waarden of bereiken, en met de naam van de actieve datavisualisatie. Je kan de kleuren in het palet selecteren en bewerken. |
Wis onbeschikbare waarden |
Verwijdert waarden die niet bestaan in het document uit de waardenlijst; als ze niet worden gewist, worden deze waarden grijs weergegeven. |
Vernieuw waarden |
Werkt de waardenlijst bij met waarden die beschikbaar zijn in het document, maar momenteel niet op de lijst staan |
Tekenmethode voor alle andere objecten |
Bepaalt hoe objecten die niet worden beïnvloed door de visualisatie worden weergegeven: normaal weergegeven, grijs weergegeven of verborgen. Als een gegevensvisualisatie met de optie Grijs wordt toegepast op een zichtvenster, kunnen klasse-overschrijvingen niet worden toegepast op het zichtvenster. |
Selecteer of de visualisatie de kenmerken van objecten zal veranderen of ze zal verbergen.
Klik op de knop Definieer criteria om de objecten te selecteren die je in de datavisualisatie wilt opnemen, zoals bepaalde lagen, objecten en texturen. Het dialoogvenster ‘Criteria’ wordt geopend. Definieer de criteria zoals beschreven in Het dialoogvenster ‘Criteria’.
Nadat de objectcriteria zijn gedefinieerd, specificeer je een groep objecten om weergavecriteria voor te definiëren; dit bepaalt de waarden of bereiken van waarden die moeten worden onderscheiden. Objecten met de opgegeven waarden/bereiken zullen in de tekening worden gemarkeerd.
Wanneer je een nieuw criteria voor weergave selecteert, verschijnt er een waarschuwing met de vraag of je alle waarden in de lijst wilt vervangen. Deze tussenstap voorkomt dat je de specifieke kenmerken die je hebt opgegeven, per ongeluk verwijdert.
Als je de optie objecten visualiseren Volgens waarden selecteert, verschijnt er een lijst met waarden. Klik bij de optie Volgens bereik op Toevoegen om elk bereik te definiëren.
Als de visualisatie is ingesteld op Kenmerken wijzigen, kun je op Automatische kleur klikken om automatisch een andere kleur te bepalen voor alle items in de rijen op basis van de selecties voor vulling en/of pen in het dialoogvenster Instellingen automatische kleur.
Selecteer anders een of meer rijen en klik op Bewerk. Als de visualisatie is ingesteld op Kenmerken wijzigen van objecten, wordt het dialoogvenster Kenmerkwaarde bewerken of Kenmerkbereik bewerken geopend. Als de visualisatie is ingesteld op Verberg objecten, wordt het dialoogvenster Zichtwaarde bewerken of Zichtbaarheidsbereik bewerken geopend.
Click to show/hide the parameters.Click to show/hide the parameters.
Veld |
Omschrijving |
Kenmerken toekennen
|
Als de visualisatie is ingesteld op Kenmerken wijzigen van objecten, selecteer of de kenmerken toegepast worden op deze waarde/dit bereik.. Wanneer je problemen heeft met een datavisualisatie controleer je best deze kolom. Zorg ervoor dat de gewenste waarden/bereiken aangevinkt zijn. |
Verberg |
Als de visualisatie is ingesteld op Verberg objecten, selecteer of deze waarde/bereik moet worden verborgen of weergegeven |
Waarde (Volgens waarden) |
Dit is de naam van de huidige waarde. Indien gewenst, kan je deze wijzigen. |
Ondergrens (Volgens bereik) |
Stel de ondergrens van het bereik in op oneindig of geef een waarde in. |
Bovengrens (Volgens bereik) |
Stel de bovengrens van het bereik in op oneindig of geef een waarde in. |
Kenmerken per waarde |
Als de visualisatie is ingesteld op Kenmerken wijzigen van objecten, kan je de vulling-, lijn-, textuur- en slagschaduwkenmerken voor deze waarde/dit bereik instellen. Je kunt ook de optie Origineel behouden selecteren om de originele kenmerken van objecten te behouden. Wanneer een visualisatie wordt toegepast op een zichtvenster met klasse-overschrijvingen, gebruikt de optie Origineel behouden de zichtvenster-overschrijvingen in plaats van de oorspronkelijke objectkenmerken. Zie voor meer informatie over het instellen van kenmerken. Een overschrijving voor een klassetextuur kan niet worden behouden in een visualisatie. Het overschrijven van kenmerken laat toe om de vulling, lijn, voor- en achtergrondkleur van de objecten flexibel in te stellen. Welke velden beschikbaar zijn hangt af van het geselecteerde type vulling of lijn; de dekking kan steeds worden overschreven tenzij je ‘Geen’ selecteerde voor de vulling of lijn. Stel de Textuur in op Geen om overschrijvingen van de gegevensvisualisatie weer te geven bij het renderen. |
Wanneer kenmerken naar een actieve datavisualisatie verwijzen, herken je deze in het Kenmerkenpalet aan de bril.
Klik op OK om de datavisualisatie te bewaren. De naam verschijnt in het Datavisualisatie-menu.
Als je een nieuwe gegevensvisualisatie via het Infopalet van een geselecteerd zichtvenster creëerde, wordt de datavisualisatie automatisch op dat zichtvenster (en eventueel andere geselecteerde zichtvensters) toegepast.
Niet gevonden wat je zocht? Vraag het aan onze virtuele assistent Dex.