LandmarkLandschapszones bewerken

Nadat je de landschapszone in de tekening hebt geplaatst, kan je de eigenschappen ervan aanpassen via het Infopalet door te klikken op Instellingen landschapszone. Of: klik rechts op het object en selecteer het commando Bewerk in het contextmenu. Kies hierna de optie Instellingen. De parameters in het Infopalet hebben gelijkaardige namen als die in de standaardinstellingen van het gereedschap en staan min of meer in dezelfde volgorde. Bij landschapzones die een objectstijl gebruiken worden de volgens stijl ingestelde parameters enkel ter informatie weergegeven; het is niet mogelijk om ze te bewerken.

Een omschrijving van de gereedschapsinstellingen voor landschapszones vind je in Instellingen landschapszone. Enkel de parameters die verschillen, worden hier besproken.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.

Veld

Omschrijving

Stijl

Gebruik de opties in de keuzelijst om de stijl van het object te vervangen, te bewerken of los te koppelen (zie Objectstijlen wijzigen vanuit het Infopalet).

Door een objectstijl te wijzigen zullen alle objecten in het bestand die deze stijl gebruiken, aangepast worden.

Verberg parameters volgens stijl

Vink deze optie aan om alle parameters die van een stijl afhangen, te verbergen; deze parameters kan je niet bewerken in het Instellingenvenster of het Infopalet.

Reële oppervlakte

Dit is de oppervlakte van de landschapszone; deze waarde wordt berekend door de oppervlakte van het terreinmodel onder de landschapszone (indien bestaande) of de oppervlakte van de polylijn die de landschapszone afbakent, te vermenigvuldigen met de Vergrotingsfactor van de zone (indien er geen terreinmodel aanwezig is). De gebruikte eenheid bepaal je in de keuzelijst van de parameter Eenheden.

Geprojecteerde oppervlakte

Dit is de geprojecteerde oppervlakte van de landschapszone op het terreinmodel. Is er geen terreinmodel aanwezig, dan zijn de reële en geprojecteerde oppervlakte identiek.

Eenheden

Kies in welke eenheden de oppervlakte berekend moet worden.

Aantal

Dit is het aantal planten in de landschapszone.

Bewerk componenten

Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Landschapscomponenten’ te openen en de opbouw van de landschapszone te bewerken zoals beschreven in . Componenten voor een landschapszone creëren

Drempelwaarde

Gebruik je de landschapszone als terreinbewerkingsobject, vul dan een positieve waarde in om de horizontale afstand te herdefiniëren tussen de dichtstbijzijnde gedeeltes van twee aangrenzende onderdelen van het bewerkingsobject. Naarmate de afstand groter is, wordt de polygoon die het bewerkingsobject voorstelt, eenvoudiger. Met een kortere afstand neemt het aantal hoekpunten, waarmee je het terreinmodel kunt bewerken, toe. Als je de waarde 0 (nul) ingeeft, wordt er geen vereenvoudiging toegepast op het bewerkingsobject.

Aantal controlepunten

Dit is het aantal controlepunten dat gecreëerd werd door het bewerkingsobject (de landschapszone) om het terreinmodel te bewerken.

Laag terreinmodel

Kies <Laag landschapszone> wanneer terreinmodel en landschapszone zich op dezelfde laag bevinden.

OF: Selecteer de ontwerplaag van het terreinmodel dat je wilt bewerken. De landschapszone wordt toegepast als terreinbewerkingsobject op het eerste terreinmodel op de geselecteerde laag.

Als je een landschapszone op basis van een 3D-polygoon aan een terreinmodel wilt koppelen, selecteer dan de laag van het terreinmodel uit de lijst. De 3D-polygoon wordt gelijkgezet met het oppervlak van het terreinmodel. De polygoon heeft in dit geval geen vulling en eventuele planten komen op het terreinmodeloppervlak te staan.

Informatie

Eenheidsprijs

Dit is de prijs per vierkante eenheid voor gebruik in rekenbladen.

Prijscode

Geef de prijscode (zoals SKU) op.

Parameters controlepunten

Dit zijn de parameters voor de controlepunten van het pad dat aan de basis ligt van de verharding; zie Controlepunten van objecten aanpassen

Tabblad Rendering

Textuur

Als de landschapszone in 3D als een betextureerbare bedding wordt weergegeven, kan je een algemene Textuur selecteren. Wanneer de landschapszone componenten bevat die zichtbaar zijn, zal de textuur voor de component op het nulpunt voorrang krijgen op de algemene textuur. Je kan de textuur bewerken met het gereedschap Bewerk projectie (zie Het gereedschap Bewerk projectie).

Andere manieren waarop je de landschapszone kunt bewerken:

Wijzig de 2D-kenmerken van de landschapszone via het Kenmerkenpalet. Dit is aangewezen wanneer er geen 2D-planten worden weergegeven.

Wanneer je plantstijlen aanpast die ook in de landschapszone voorkomen, zullen deze planten binnen de landschapszone mee veranderen. Hetzelfde gebeurt wanneer je een plantstijl aanpast vanuit een rekenblad (zie Een standaardrapport voor een landschapszone creëren).

Het label kan gewijzigd worden via de parameters in het Infopalet, maar ook door het toekennen van klassekenmerken of het verslepen van de controlepunten in de tekening (vergelijkbaar met het label van een plant; zie Labels van planten bewerken).

Om de leesbaarheid van de labels te verbeteren, gebruik je het commando Aanduidingslijnen uitlijnen en verdelen (zie Aanduidingslijnen uitlijnen en verdelen).

Vervorm de landschapszone door erop te klikken met de rechtermuisknop. Selecteer vervolgens Bewerk in het contextmenu. Het dialoogvenster ‘Bewerk landschapszone’ wordt geopend. Selecteer de optie Pad. Hierdoor activeer je het gereedschap Vervorm object, waarmee je het pad van het object rechtstreeks in de tekening kunt aanpassen.

Gebruik de commando’s Vlakken samenvoegen, Vlak uitsnijden, Intersectie vlakken en Combineer tot vlak om de landschapszone te bewerken. Zie Vlakken van 2D-objecten bewerken.

Landschapszones creëren

Instellingen landschapszone

Componenten voor een landschapszone creëren

Een label voor een landschapszone creëren

Een standaardrapport voor een landschapszone creëren

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.