Definitie insteekmodule

De parameters die het uiterlijk van een insteekmodule voor een gereedschap, commando of object bepalen, worden opgeslagen in een parameter-record, dat gekoppeld is aan elk object dat met deze insteekmodule in het document is geplaatst. Deze records bewaren de gegevens en standaardparameterwaarden. Een commando dat bijvoorbeeld een dialoogvenster opent, zou waarden moeten opslaan die ingevoerd zijn door een gebruiker voor later gebruik. Een gereedschap zou verschillende methodes kunnen bieden. Indien de gebruiker een andere methode voor het gereedschap selecteert, kan de nieuwe instelling worden opgeslagen en hergebruikt. Deze waarden kunnen worden opgeslagen in de parameterset van het commando of het gereedschap en later opgehaald wanneer het commando of het gereedschap opnieuw wordt geselecteerd. Wanneer je schakelt tussen bestanden, zullen de opgeslagen waarden in verband met de nieuwe bestanden worden weergegeven of, als er geen parameter-record bestaat, zullen de standaardwaarden van het parameter-record worden getoond zoals gecreëerd voor de insteekmodule.

De parameters kan je wijzigen op het Infopalet van het object. Een standaard parameter-record wordt ook gemaakt wanneer het object (of het gereedschap) een eerste keer in het bestand wordt geplaatst. Dit parameter-record slaat de standaardinstellingen van het object op bij het bestand. Het wordt gebruikt voor elk nieuw object dat geplaatst wordt.

Om een insteekmodule op maat te definiëren:

Selecteer in het dialoogvenster ‘Beheer insteekmodules’ het tabblad Insteekmodules op maat. Selecteer de insteekmodule die je wilt definiëren of te bewerken.

Klik op de knop Bewerk definitie.

Het dialoogvenster ‘Bewerk definitie’ wordt geopend.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.

Veld

Omschrijving

Standaard

Type

Hier zie je het type insteekmodule (commando, gereedschap, object, of subroutine).

Taal

Hier zie je de scripttaal die gebruikt is voor het script van de insteekmodule (zie Scripts voor insteekmodules schrijven).

Naam

Geef de naam op voor de nieuwe insteekmodule. Dit wordt tevens de bestandsnaam van de insteekmodule, met toevoeging van de gepaste extensie (.px, .vsm, .vst of .vso). Als je een insteekmodule hernoemt, vergeet dan niet nadien de werkomgeving bij te werken.

Categorie

Wijs de insteekmodule toe aan een categorie om de insteekmodule gemakkelijk te kunnen terugvinden bij het bewerken van de Werkomgeving.

Tabblad Parameters

Bepaal de standaardparameters voor de insteekmodule. Standaardparameters worden toegepast op het moment dat je de insteekmodule gebruikt. De parameters worden getoond in de aangegeven volgorde van de insteekmodule. Je kan de volgorde van de parameters wijzigen door ze te verslepen in de kolom ‘#’.

Lijst van parameters

Hier vind je een lijst van de standaard objectparameters, eventueel een alternatieve (gelokaliseerde) naam, het type parameter en de standaard waarde. Voor lineaire objecten wordt de parameter LineLength getoond, die de lengte van de as van het lineaire object bevat. Voor rechthoekige voorwerpen worden zowel de parameters LineLength (de aanvankelijke lengte van het object) en BoxWidth (de oorspronkelijke breedte van het object) getoond. Je kan voor deze parameters nieuwe standaardwaarden opgegeven, maar je kan ze niet verwijderen.

Nieuw

Met deze knop open je het dialoogvenster ‘Parameter’. Hierin kan je een nieuwe parameter voor de insteekmodule creëren.

Geef de parameter een naam en eventueel een optionele naam. Bepaal het type en geef een standaardwaarde op.

Om een keuzelijst van voorgedefinieerde parameteropties te creëren, selecteer je voor Type de optie ‘Keuzelijst’. Het dialoogvenster ‘Gegevens’ wordt geopend. Maak een lijst met keuzemogelijkheden. Zet elke keuzemogelijkheid op een nieuwe regel; laat geen regels leeg. Om de keuzemogelijkheden later te bewerken, klik je op de knop Gegevens.

Bewerk

Met deze knop open je het dialoogvenster ‘Parameter’. Hierin kan je de geselecteerde parameter voor de insteekmodule bewerken. Ook van bepaalde insteekmodules van derden en ingebouwde insteekmodules kan je de parameters bewerken.

Verwijder

Verwijder de geselecteerde insteekmodule.

Tabblad Teksten

Bepaal de tekenreeksen die door de insteekmodule worden gebruikt.

Lijst met categorieën

Dit is de lijst van categorieën die door de insteekmodule gebruikt worden (bijvoorbeeld de namen van parameters en knoppen voor een dialoogvenster of helpteksten). Binnen elke categorie kan je verder specificeren (bijvoorbeeld, de selectiekleur kiezen die door insteekmodule wordt gebruikt).

Voeg toe

Met deze knop open je het dialoogvenster ‘Categorie’. Hierin kan je een categorie toevoegen aan de definitie van de insteekmodule.

Het volgende beschikbare ID-nummer wordt automatisch toegewezen; geef een naam aan de categorie. Om tekst toe te voegen aan een nieuwe categorie selecteer je de categorie en klik je op Bewerk.

Bewerk

Met deze knop open je het dialoogvenster ‘Categorie’ om de inhoud van de geselecteerde categorie te bewerken. Klik op Voeg toe om een nieuwe tekst toe te voegen of selecteer een tekst en klik op Bewerk of Verwijder.

De waarde hangt af van de categorie. Meer informatie (in het Engels), vind je op developer.vectorworks.net.

Verwijder

Hiermee verwijder je de geselecteerde categorie en alle tekst binnen die categorie.

Tabblad Instellingen

Dankzij deze instellingen kunnen insteekmodules zich gedragen zoals standaard commando’s, gereedschappen en objecten in Vectorworks. Met deze instellingen bepaal je het gedrag van de insteekmodule met betrekking tot de status van het bestand (selectiestatus, weergave), alsmede de weergegeven helptekst.

De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van het type insteekmodule. Je kan alleen de instellingen van insteekmodules op maat bepalen.

Commando

Beschikbaarheid

Geef voor elke situatie van de tekening aan of deze situatie is vereist (voorwaarde is noodzakelijk opdat het commando kan worden uitgevoerd), niet toegelaten (het commando wordt in deze situatie gedeactiveerd) of kan worden genegeerd (de situatie heeft geen invloed op de activering van het commando).

Knopinfo

Geef de tekst in die als helptekst verschijnt als je de cursor pauzeert over een commando (dit is momenteel alleen beschikbaar op Mac).

Overschrijf contextuele help

Geef een URL in (beginnende met http:) om te verwijzen naar een webpagina met contextuele informatie. Om een relatief pad ten opzichte van de programmamap aan te geven, moet je beginnen met . / (punt en schuine streep naar voren).

Gecreëerd in versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie waarin de insteekmodule werd gecreëerd. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Gewijzigd in versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie waarin de insteekmodule het laatst werd gewijzigd. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Niet meer ondersteund sinds versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie vanaf wanneer de insteekmodule niet meer werd ondersteund. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Gereedschap

Werkbalkinfo

Bepaal de beschrijvende tekst die op de Methodebalk moet komen. Meestal is dit de naam van het object en eventueel ook welke actie de gebruiker moet uitvoeren.

Icoon

Indien gewenst, kan je het standaard pictogram vervangen door een symbool op maat. Maak twee versies van het icoon: één voor weergave met een standaardresiolutie en één voor weergave met een hoge resolutie.

Voor de standaardresolutie: maak een afbeelding die gecentreerd is in een gebied van 26 pixels breed en 20 pixels hoog. Sla het pictogram op in. png-formaat.

Voor de hoge resolutie: maak een afbeelding die gecentreerd is in een gebied van 52 pixels breed en 40 pixels hoog. Sla het pictogram op in png-formaat. Geef het dezelfde naam als de afbeelding voor de standaardresolutie, maar voeg “@2x” toe op het einde. Bijboorbeeld: als het icoon voor de standaardresolutie de naam Set3DModelleren.png heeft, noem je het icoon voor de hoge resolutie Set3DModelleren@2x.png; anders zal het programma het icoon niet kunnen terugvinden.

Klik op de knop Bewerk icoon om het icoon voor de standaardresolutie te importeren. Als er ook een icoon voor hoge resolutie bestaat (met toevoeging @2x), zal het programma dit mee importeren. Vectorworks toont automatisch de afbeelding die overeenstemt met de resolutie van je toestel.

Projectie

Bepaal welke projectie actief moet zijn. Als een 3D-projectie is vereist, zal de weergave worden aangepast. Als een 2D-projectie is vereist, zal voor dit gereedschap het ontwerplaagvlak worden geactiveerd. Een hybride projectie heeft geen invloed op de weergave.

Voer script uit

Gereedschappen zijn standaard zo ingesteld dat ze meteen worden uitgevoerd wanneer ze worden geselecteerd. In sommige gevallen kan het echter wenselijk zijn om de uitvoering van het script te laten wachten op een beweging van de muis (zoals bijvoorbeeld een gereedschap dat interactief wordt getekend).

Overschrijf contextuele help

Geef een URL in (beginnende met http:) om te verwijzen naar een webpagina met contextuele informatie. Om een relatief pad ten opzichte van de programmamap aan te geven, moet je beginnen met . / (punt en schuine streep naar voren).

Gecreëerd in versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie waarin de insteekmodule werd gecreëerd. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Gewijzigd in versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie waarin de insteekmodule het laatst werd gewijzigd. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Niet meer ondersteund sinds versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie vanaf wanneer de insteekmodule niet meer werd ondersteund. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Knopinfo

Geef de tekst in die als helptekst verschijnt als je de cursor pauzeert over een commando (dit is momenteel alleen beschikbaar op Macintosh).

Object

Icoon

Je kan het standaard pictogram vervangen door een symbool op maat. Maak een 8-bits afbeelding, dat gecentreerd is in een gebied van 26 pixels breed en 20 pixels hoog. Sla het pictogram op in. png-formaat en klik op Bewerk icoon om het te importeren.

Projectie

Bepaal welke projectie actief moet zijn. Als een 3D-projectie is vereist, zal de weergave worden aangepast. Als een 2D-projectie is vereist, zal voor dit gereedschap het ontwerplaagvlak worden geactiveerd. Een hybride projectie heeft geen invloed op de weergave.

Voer script uit

Objecten zijn standaard zo ingesteld dat ze meteen worden uitgevoerd wanneer ze worden geselecteerd. In sommige gevallen kan het echter wenselijk zijn om de uitvoering van het script te laten wachten op een beweging van de muis (zoals bij een object dat interactief wordt getekend).

Standaard klasse

Bepaal de standaard klasse waarin het object moet worden aangemaakt. Als de klasse nog niet bestaat op het moment dat je het object plaatst, dan wordt de klasse op dat moment automatisch aangemaakt.

Overschrijf contextuele help

Geef een URL in (beginnende met http:) om te verwijzen naar een webpagina met contextuele informatie. Om een relatief pad ten opzichte van de programmamap aan te geven, moet je beginnen met . / (punt en schuine streep naar voren).

Gecreëerd in versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie waarin de insteekmodule werd gecreëerd. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Gewijzigd in versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie waarin de insteekmodule het laatst werd gewijzigd. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Niet meer ondersteund sinds versie

Geef het nummer op van de Vectorworksversie vanaf wanneer de insteekmodule niet meer werd ondersteund. Bijvoorbeeld: voor Vectorworks 2022, 2023 en 2024 gebruik je respectievelijk 27, 28 en 29.

Knopinfo

Geef de tekst in die als helptekst verschijnt als je de cursor pauzeert over een commando (dit is momenteel alleen beschikbaar op Macintosh).

Subonderdelen

Dit zijn alle subonderdelen die gebruikt worden in de insteekmodule.

Lijst van subonderdelen

Hier vind je elk subonderdeel, eventueel met diens alternatieve (gelokaliseerde) naam.

Nieuw

Met deze knop open je het dialoogvenster ‘Voeg naam subonderdeel toe’. Hierin kan je een nieuw subonderdeel toevoegen aan de insteekmodule.

Geef een naam op voor de parameter en eventueel een alternatieve (gelokaliseerde) naam.

Bewerk

Bewerk de naam van het geselecteerde subonderdeel.

Verwijder

Verwijder het geselecteerde subonderdeel.

Opties

(enkel voor parametrische objecten op maat)

Uitvoeringsopties

Je kan objecten, zoals symbolen, toewijzen aan voorgedefinieerde opties om het object in het document te plaatsen. Met deze opties kan je objecten goed laten interageren met muren of andere geavanceerde objecttypes. Insteekmodules van het type commando en gereedschap hebben geen plaatsingsopties.

Standaard zal de geometrie van een object alleen opnieuw worden berekend als de parameters van het object of de controlepunten zijn gewijzigd. Als de geometrie van het object herberekend wordt, zullen de standaardinstellingen van het bestand voor kenmerken zoals lettertype, tekstgrootte of lijnkleur opnieuw worden toegepast op het object. Als een van deze instellingen zijn gewijzigd sinds het object werd geplaatst of laatst bewerkt, kunnen er veranderingen in het uiterlijk van het object plaatsvinden.

Het script wordt opgeroepen wanneer de parameters van het object zijn gewijzigd. Ook voor gevallen waarin het belangrijk is dat het object opnieuw berekend wordt (bijvoorbeeld ramen geplaatst in een muur), kan het script ervoor zorgen dat het object opnieuw wordt berekend als het object wordt geroteerd (Reset bij rotatie) of verplaatst (Reset bij verplaatsing).

Het script van de insteekmodule kan ook een event handler worden (Op gebeurtenis gebaseerd). Scripts moeten dan reageren op een kleine set van applicatiegebeurtenissen. Voorbeelden en documentatie (in het Engels) hierover je op vectorworks.net.

Invoegen in muur

Selecteer de gewenste opties voor het object. Zie Symbooldefinities creëren.

Voor objecten die geen invoegopties behoeven, laat je de opties op de standaardwaarden staan.

Zodra je de insteekmodule hebt gedefinieerd, klik je op OK om terug te keren naar ‘Beheer insteekmodules’.

Scripts voor insteekmodules schrijven

Insteekmodules definiëren

Concept: insteekmodules

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.