Architect or LandmarkHet oppervlak <a id="CSH_1385"></a>van het terreinmodel modelleren

Gereedschap

Gereedschappenset

Modelleren

Modelleren oppervlak

Met het gereedschap Modelleren kan je specifieke delen van het terreinoppervlak uitrekken of uithollen in verticale richting.

Methode

Omschrijving

D.m.v. één element

Met deze methode selecteert en modelleer je één enkel element uit het Triangulated Irregular Network (een driehoek, rand of controlepunt) samen met diens samenstellende elementen (de randen en controlepunten waaruit de driehoek bestaat of de controlepunten aan weerszijde van de rand). Aangrenzende controlepunten en vlakken worden eveneens beïnvloed.

D.m.v. straal

Gebruik deze methode om een oppervlakte te modelleren. De grootte van de oppervlakte wordt bepaald door de opgegeven Straal.

Straal

Indien je werkt met de methode D.m.v. Straal, bepaalt deze waarde de oppervlakte die door de modellering wordt aangepast.

Graduele afname

(Alleen D.m.v. straal)

Met deze knop schakel je de functie voor graduele afname aan of uit. Deze functie zorgt ervoor dat controlepunten in het midden van de selectiezone maximaal worden beïnvloed en dat het effect van de modellering naar buiten toe geleidelijk afneemt (afhankelijk van de waarde voor Afname), waardoor er natuurlijke, afgeronde landschapsvormen ontstaan.

Wanneer Graduele afname is ingeschakeld, wordt het graduele effect van de modellering visueel voorgesteld door de kleur van de controlepunten. Hoe dichter de kleur bij rood aanleunt, hoe sterker het effect van je handeling zal zijn op dat deel van het terreinoppervlak. Hoe dichter de kleur bij blauw aanleunt, hoe zwakker het effect en hoe minder de elementen zullen mee bewegen tijdens het modelleren.

Wanneer Graduele afname is uitgeschakeld, worden alle controlepunten binnen de opgegeven straal even sterk beïnvloed. Alle controlepunten krijgen in dat geval een rode kleur.

Afname

Deze waarde tussen 0-100% bepaalt de graad waarmee het effect van de modellering afneemt. Hoe hoger de waarde, hoe geleidelijker de afname en hoe vloeiender de gecreëerde landschapsvorm overgaat in het omliggende terrein (indien de methode Graduele afname is ingeschakeld). Hoe lager de waarde, hoe scherper het effect is en hoe kleiner de oppervlakte die wordt aangepast.

Extra controlepunten

(Alleen D.m.v. straal)

Met deze knop schakel je de functie voor extra controlepunten aan of uit. Deze functie verhoogt het aantal controlepunten (afhankelijk van de Max. afstand) en bijgevolg de detailleringsgraad van het terreinmodel. Door de creatie van extra controlepunten (en randen) kan je het terreinmodel nauwkeuriger modelleren op plaatsen die momenteel weinig gedetailleerd zijn.

SiteModel102963.png 

Max. afstand

Deze waarde bepaalt boven welke afstand er extra controlepunten op het terreinoppervlak zullen worden toegevoegd. Dit proces wordt stopgezet wanneer alle randen binnen de selectiezone de maximumwaarde respecteren; hoe hoger de max. afstand, hoe minder extra controlepunten zullen worden gecreëerd. Merk op: een korte afstand kan het modelleren trager doen verlopen en de algemene prestaties van het terreinmodel beïnvloeden.

Om het oppervlak van het terreinmodel te modelleren:

Schakel de Bewerkmodus voor het terreinoppervlak in en activeer het gereedschap.

Selecteer de gewenste methode; houd hierbij rekening met de huidige situatie van het terrein en het gewenste resultaat.

Gebruik de methode D.m.v. één element om één controlepunt, rand of vlak op het terreinoppervlak aan te passen. Rechtstreeks aangrenzende elementen worden eveneens beïnvloed.

Gebruik de methode D.m.v. Straal en geef een Straal op als je meerdere elementen tegelijkertijd wilt aanpassen om zo een grotere oppervlakte te modelleren.

Je kan de methode D.m.v. Straal combineren met de functie Graduele afname om te bepalen in welke mate elementen binnen de straal worden beïnvloed. Geef een waarde op voor de Afname indien de functie is ingeschakeld.

Je kan de methode D.m.v. Straal ook tegelijkertijd combineren met de functie Extra controlepunten om extra controlepunten en randen te creëren tijdens het modelleren. Geef een waarde op voor de Max. afstand indien de functie is ingeschakeld.

Terwijl de cursor over het terreinoppervlak beweegt, lichten de elementen van het terreinmodel (controlepunten, randen en vlakken) op. Klik op een controlepunt, rand of vlak van het terreinmodel; het effect van je handelingen en de straal voor de methode D.m.v. straal variëren enigszins, afhankelijk van welk element is geselecteerd. Als je een rand of vlak selecteert, worden de bijhorende controlepunten automatisch mee geselecteerd. Door het aanpassen van een rand of vlak zal de grootte van aangrenzende vlakken mee worden beïnvloed. Het terreinoppervlak kan alleen in verticale richting worden uitgerekt of uitgehold.

Klik om het modelleren te starten en sleep de muis naar boven of beneden om het geselecteerde element verticaal omhoog of omlaag te trekken. Er verschijnt een dubbele pijl. Beweeg de cursor om het terreinoppervlak te modelleren. Of: geef een positieve of negatieve waarde op in het veld Afstand van de zwevende Coördinatenbalk. Je ziet het effect van je handeling onmiddellijk in de tekening; een zwarte stip verschijnt ter referentie om het originele vertrekpunt aan te geven.

SiteModel102966.png 

Klik om de bewerking te voltooien.

Mogelijk moeten de minimum- en maximumhoogte worden gewijzigd om voldoende ruimte te voorzien voor het aangepaste terreinmodel; in dat geval verschijnt er een waarschuwing. Klik op Ja om de minimum- en maximumwaarden te wijzigen. Doe je dit niet, dan zullen niet alle hoogtelijnen zichtbaar zijn.

Het oppervlak van een terreinmodel modelleren

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.