Concept: De tekening instellen

Voordat je begint te tekenen, moet je enkele eigenschappen van de tekening vastleggen. Het gaat dan over de schaal, eenheden, interactieve weergaven, kleurenpaletten, lijndiktes en maatlijnstandaarden. Zie Functies van paletten om de voorkeuren voor paletten in te stellen alvorens je de tekening opstelt.

De combinatie van lagen, klassen en aanzichten maakt dat er van eenzelfde bestand diverse tekeningen kunnen worden gegenereerd (zie Je tekening organiseren). Door het bestand adequaat in te stellen zorg je ervoor dat het voor verschillende types van output gebruikt kan worden.

De drie noodzakelijke instellingen zijn de schaal, de eenheden en het tekenformaat. Eenmaal je deze drie parameters heeft vastgelegd, kan je de overige instellingen voor de tekening vinden in de voorkeuren van het document, de scripts, het grijpgrid en het referentiegrid, de lagen en klassen en in andere standaardinstellingen.

Het is aangeraden om de lagen en de klassen in te stellen voordat je begint te tekenen. Zie Concept: Lagen overzicht en Concept: Klassen overzicht voor meer informatie over het aanmaken van lagen en klassen.

Je kan instellingen ook vastleggen in sjablonen, zodat je deze niet telkens opnieuw moet instellen. Je kan hiervoor een van de standaardsjablonen uit Vectorworks gebruiken, of zelf een sjabloon creëren zoals beschreven in Concept: Sjablonen.

Schaal van de ontwerplaag

Eenheden

Het tekenformaat

Het tekenformaat bepalen

Concept: Intern nulpunt en gebruikersnulpunt

Standaardkenmerken voor objecten instellen

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.