Architect or LandmarkDraagbalken creëren

Commando

Werkomgeving: Pad

Creëer draagbalken

Architectuur: Architectuur > Skeletbouw

Landschap: Landschap > Architectuur

Gebruik het gereedschap Creëer draagbalken om een balkconstructie te creëren, bijvoorbeeld voor een vloer. Als de vloer een plaatobject is, selecteer dan een plaatcomponent om de begrenzing van de draagbalken te bepalen. De draagbalken worden in de tekening ingevoegd als Constructie-elementen.

Om een balkconstructie te creëren:

Selecteer de rechthoek, polygoon, polylijn, extrusie, vloer, plaat of het dakvlak aan de hand waarvan je de draagbalken wilt aanmaken.

Als er een trapopening in de vloer is, worden constructie-elementen van massief hout voor de raveelbalken gebruikt.

Selecteer het commando.

Het dialoogvenster ‘Creëer draagbalken’ wordt geopend.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.

Veld

Omschrijving

Component plaat

Indien er een plaat is geselecteerd, worden hier diens componenten opgesomd. Kies één component om als basis te dienen voor de aanmaak van de draagbalken. Standaard worden de draagbalken qua hoogte ingepast in de gekozen component.

Draagbalken

Vink deze optie aan om draagbalken te creëren.

Hoogte bovenzijde

Geef de hoogte van de bovenzijde van de draagbalk ten opzichte van de actieve ontwerplaag op.

Onderlinge afstand

Geef de afstand tussen de aslijnen van de draagbalken op.

Klasse

Gebruik klassen om de weergave en de zichtbaarheid van de items te regelen. Selecteer een klasse uit de lijst met klassen aanwezig in de tekening of creëer een nieuwe klasse.

Instellingen

Druk op deze knop om de instellingen van de draagbalken te bepalen; ga verder met stap 3.

Kenmerken

Druk op deze knop om de kenmerken van de draagbalken te bepalen; ga verder met stap 5.

Draagbalken d.m.v. omtrek

Vink deze optie aan om draagbalken langs de omtrek van het object te creëren.

Hoogte bovenzijde

Geef de hoogte op ten opzichte van de hoogte van de ontwerplaag voor de bovenzijde van de draagbalk.

Klasse

Gebruik klassen om de weergave en de zichtbaarheid van de items te regelen. Selecteer een klasse uit de lijst met klassen aanwezig in de tekening of creëer een nieuwe klasse.

Instellingen

Druk op deze knop om de instellingen van de draagbalken (langs de omtrek van het object) te bepalen; ga verder met stap 3.

Kenmerken

Klik op deze knop om de kenmerken van de draagbalken (langs de omtrek van het object) te bepalen; ga verder met stap 5.

Positioneer d.m.v.

Selecteer hoe je de draagbalken wilt uitlijnen ten opzichte van de polygoonomtrek: aan de Binnenzijde of Buitenzijde, of op de Aslijn.

Hoeken

Selecteer hoe je de hoeken op elkaar wilt laten aansluiten: Stomp of in Verstek.

Bronobject verwijderen

Vink deze optie aan om het bronobject te verwijderen nadat de draagbalken zijn gecreëerd.

Duid door middel van vinkjes aan of de balkconstructie uit gewone draagbalken en/of draagbalken d.m.v. omtrek moet bestaan. Bepaal vervolgens de eigenschappen van de draagbalken. Klik op de knop Instellingen onder de gewenste soort draagbalken.

Het gepaste Instellingenvenster wordt geopend. De beschikbare parameters variëren afhankelijk van het Type profiel dat je bij de Instellingen kiest.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.

Veld

Omschrijving

Breedte

Geef de breedte op van de draagbalken.

Hoogte

Geef de hoogte op van de draagbalken.

Type

Selecteer een type profiel uit de keuzelijst: spar/keper, massief hout, houten vakwerk, stalen vakwerk, koud gewalst U-profiel, profielstaal of een profiel op maat.

Profielsymbool

Als je bij Type de optie ‘Op maat’ heeft gekozen en hiervoor een symbool heeft geselecteerd, verschijnt hier de naam van dat symbool.

Profielsymbool

Als je bij Type de optie ‘Op maat’ heeft gekozen, kan je via deze knop een profielsymbool selecteren uit een bibliotheek of uit het huidige bestand.

De naam van het gekozen profiel verschijnt in veld Symbool van het Infopalet.

2D-weergave

Selecteer hoe je de draagbalken in 2D wilt weergeven: Massief, Aslijn, Breedte of Breedte/Aslijn.

Toon tekst

Vink deze optie aan om in een 2D-weergave tekst bij de draagbalken te laten verschijnen.

Tekst

Vul de tekst in die je als een label wilt invoegen in de tekening.

Verticale referentie

(Spar/Keper, Massief hout, Houten vakwerk, Stalen vakwerk, Koud gewalst U-profiel, Profielstaal)

Selecteer het verticale referentiepunt.

Toon ophangpunten

(Massief hout, Houten vakwerk, Koud gewalst U-profiel)

Kies waar je de 2D-ophangpunten wilt tonen: aan het begin en/of einde van het constructie-element, of kies om geen ophangpunten te tonen.

Flensdikte

(Houten vakwerk, Stalen vakwerk, Koud gewalst U-profiel)

Geef de hoogte op van de bovenste en onderste liggers; de breedte wordt bepaald door de breedte van het constructie-element.

Lijfdikte/Lijfhoogte

(Houten vakwerk, Stalen vakwerk, Koud gewalst U-profiel)

Bepaal de lijfdikte en -hoogte van de componenten van het vakwerk; als je de optie Massief lijf aanvinkt (alleen voor houten vakwerk), wordt de Lijfdikte bepaald door de dikte van het massieve lijf.

Binnenwerkse maat

(Stalen vakwerk, Koud gewalst U-profiel)

Bepaal de dikte van de bovenste en onderste liggers.

Onderlinge afstand

(Houten vakwerk, Stalen vakwerk)

Geef in op welke afstand de panelen (subdivision-objecten) van elkaar liggen.

Verticale balken

(Houten vakwerk, Stalen vakwerk)

Vink deze optie aan om verticale balken te tonen tussen de hellende componenten.

Onderaan dragend

(Stalen vakwerk)

Vink deze optie aan om de onderste ligger dragend te maken. Indien uitgevinkt wordt de bovenste ligger dragend gemaakt.

Massief lijf

(Houten vakwerk)

Vink deze optie aan om de componentstijl te wisselen van houten vakwerk naar massief I-profiel.

Profiel

(Profielstaal)

Selecteer het gewenste profiel uit de keuzelijst: Hoekprofiel, Platbulbprofiel, U-profiel, I-profiel, Rechthoekige buis, Ronde buis, Vierkante buis, T-profiel of Breedflensprofiel.

Reeks

(Profielstaal)

Selecteer de reeks uit de keuzelijst.

Standaardafmetingen

(Profielstaal)

Selecteer de afmetingen voor het profielstaal.

Klik op OK om de instellingen voor de draagbalken te aanvaarden.

Bepaal vervolgens de kenmerken van de draagbalken. Klik op de knop Kenmerken onder de gewenste soort draagbalken.

Het dialoogvenster ‘Kenmerken’ wordt geopend. De dialoogvenster bevat ongeacht het soort draagbalken steeds dezelfde parameters en bestaat uit twee tabbladen: Grafische kenmerken en Textuur.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.

Veld

Omschrijving

Grafische kenmerken

Elk kenmerk kan worden bepaald door de stijl van de klasse of door specifieke instellingen. Indien ingesteld door de stijl van de klasse, worden de kenmerken bepaald door de klasse die geselecteerd is voor de draagbalken in het dialoogevnster ‘Creëer draagbalken’.

Vulling

Selecteer de optie ‘Klasse’ om de vulling van de klasse te gebruiken, selecteer ‘Geen’ om geen vulling te gebruiken of selecteer een type vulling uit de keuzelijst.

Lijn

Selecteer de optie ‘Klasse’ om het lijntype van de klasse te gebruiken, selecteer ‘Geen’ om geen lijntype te gebruiken of selecteer een lijntype uit de keuzelijst.

Lijndikte

Selecteer de optie ‘Lijndikte van de klasse’ om de lijndikte van de klasse te gebruiken, selecteer ‘Stel lijndikte in’ om zelf een lijndikte op te geven, of selecteer een type vulling uit de keuzelijst.

Textuur

Kies de optie ‘Klasse’ om de textuur van de klasse toe te kennen aan het constructie-element (zie ), kies ‘Geen’ om geen textuur toe te passen, of kies ‘Selecteer’ om de textuurparameters in te stellen.

Textuur

Selecteer hier de textuur die je als textuurbeeld wilt toevoegen. Je kan kiezen voor een hulpbron uit de bibliotheek of uit het huidige bestand.

Projectietype

Selecteer het projectietype uit de keuzelijst.

Straal

Geef de straal op voor een bol/cilinder. Standaard wordt de straal van het 3D-object overgenomen. Door deze waarde te verhogen, zal de textuur kleiner worden weergegeven op het object.

Begin/Einde

Pas de textuur toe op het begin/einde van de draagbalk.

Herhaal horizontaal/Herhaal verticaal

Vink deze optie aan om de textuur doorlopend te herhalen in horizontale en/of verticale richting.

Schaal

Bepaal met welke schaal de textuur op het object geprojecteerd wordt.

Hor. verplaatsing Vert. verplaatsing

Geef de horizontale verplaatsing op. Geef de verticale verplaatsing op.

Rotatie

Bepaal de rotatiehoek van de textuur; geef een waarde op tussen 0 en 360°.

Bij de creatie van gewone draagbalken zal Vectorworks je vragen om twee punten aan te duiden om de oriëntatie van de draagbalken te bepalen. Klik op twee punten in de tekening om de gewenste oriëntatie aan te geven.

De draagbalken worden gecreëerd en het rekenblad Draagbalken verschijnt in de tekening en in het Hulpbronnenbeheer.

De eigenschappen van de draagbalken kan je later wijzigen via het Infopalet. De draagbalken die je hier vindt, zijn dezelfde als voor een constructie-element gecreëerd met het gereedschap Constructie-element.

Concept: Bibliotheken

Kenmerkenpalet

Constructie-elementen creëren

Structuurelementen creëren

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.