Texturen creëren op basis van afbeeldingen

Importeer afbeeldingen in Vectorworks om op basis hiervan een textuurcomponent (oftewel shader) te creëren. Je kan ook meerdere textuurcomponenten van een afbeelding afleiden om zo een realistischere textuur te maken. Importeer bijvoorbeeld een afbeelding van asfalt en voeg vervolgens een afbeelding met refliëf toe. Een andere mogelijkheid is om een combinatie te gebruiken van textuurcomponenten met en zonder afbeelding. Zo kan je een verscheidenheid aan effecten bekomen.

het Vectorworks ondersteunt de volgende afbeeldingsformaten: BMP, JPG, PCT, PNG, PNT, PSD, QTI, SGI, TIF, TGA. De meeste texturen met een afbeelding worden automatisch gecomprimeerd bij het importeren. Geïmporteerde JPG-bestanden behouden hun formaat en oorspronkelijk JPG-gegevens; alle andere afbeeldingsbestanden worden gecomprimeerd naar PNG-formaat zonder gegevensverlies. Een textuurcomponent op basis van een afbeelding wordt toegepast op het oppervlak van een object, net zoals voor een 2D-vlak.

Om een afbeelding voor een textuur te importeren:

Creëer een nieuwe textuur zoals beschreven in Een nieuwe textuur creëren. Selecteer de optie ‘Afbeelding’ voor een van de vier types textuurcomponenten of shaders.

Als je kiest voor bakstenen of gras, kan je in het bewerkingsvenster een specifieke afbeelding selecteren (zie Textuurcomponent Kleur).

Het dialoogvenster ‘Selecteer afbeelding’ wordt geopend. Selecteer de afbeelding die je wilt gebruiken. Je kan een nieuwe afbeelding importeren of een afbeelding van een bestaande hulpbron gebruiken.

Welk dialoogvenster hierna wordt geopend, hangt af van het type textuurcomponent zoals beschreven in de volgende secties.

Een afbeelding importeren als kleurenshader

Een kleurenshader biedt de mogelijkheid om een filterkleur toe te passen op afbeeldingen. Je kan de afbeelding ongewijzigd weergeven of filteren met een specifieke kleur.

Definieer in het dialoogvenster ‘Afbeelding’ de eigenschappen van de textuurcomponent.

Een afbeelding importeren als reflectieshader

Definieer in het dialoogvenster ‘Afbeelding’ de eigenschappen van de textuurcomponent.

Transparantieshader op basis van een afbeelding

Definieer in het dialoogvenster ‘Afbeelding’ de eigenschappen van de textuurcomponent.

Zie Textuurcomponent Transparantie voor meer informatie.

Transparantieshader op basis van een afbeeldingsmasker

Selecteer in het dialoogvenster ‘Masker’ welk type masker je wilt creëren.

Grijstinten: donkere pixels zullen transparanter worden weergegeven

Kleuren: kies de kleur die transparanter zal worden weergegeven

Alfakanaal: indien beschikbaar wordt de transparantie van het alfakanaal gebruikt

Als je de optie Kleuren aanduidt en bevestigt met OK, verschijnt het dialoogvenster ‘Transparantie masker’.

Opgelet: de kleurdiepte van de te importeren afbeelding moet 8 bits of meer zijn. Afbeeldingen met een egale achtergrond lenen zich het best om een transparantiemasker te creëren.

Definieer in het dialoogvenster ‘Afbeelding’ de eigenschappen van de textuurcomponent.

Een afbeelding importeren als reliëfshader

Definieer in het dialoogvenster ‘Afbeelding’ de eigenschappen van de textuurcomponent.

Indien je een éénkleurige textuur uit de Vectorworksbibliotheek gebruikt, kan het nodig zijn de Reliëfsterkte aan te passen; dit hangt af van de afstand van waarop je het model bekijkt.

Vanwege de compressie leveren JPG-bestanden vaak een minder goed resultaat op dan reliëfafbeeldingen. PNG- en TIF-compressie kan je wel gebruiken. Wanneer je afbeeldingen importeert, selecteer dan PNG in plaats van JPG als compressiemethode.

Renderworks textuurcomponenten

Texturen en textuurcomponenten bewerken

Texturen projecteren en toekennen

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.