Design SuiteInstellingen Trap: tabblad 2D-gedeelte

Als je een set selecteert, worden de instellingen in het huidige tabblad vervangen door de bewaarde instellingen.

Open het tabblad ‘2D-instellingen’ om de weergave van de onderste en eventueel bovenste verdieping in de 2D-voorvertoning te bepalen. De onderste verdieping is steeds de verdieping waar de trap is ingevoegd. De bovenste verdieping bevindt zich gewoonlijk op een andere laag, maar kan hier worden ingesteld indien je 2D-componenten op de bovenste laag wilt toevoegen (dit is optioneel). Merk op: deze parameters hebben geen invloed op de 3D-weergave van de trap.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.

Veld

Omschrijving

Sets 2D-instellingen

Selecteer een set uit de lijst of bewaar een nieuwe set van instellingen om deze later opnieuw te gebruiken (zie ). Bewaarde sets voor trapinstellingen gebruiken

Weergave

Duid aan in welke weergave je de aanpassingen wilt toepassen. Afhankelijk van de tekeninstellingen zoals de shcaal van de ontwerplaag en de documentvoorkeur Automatische detailleringsgraad voor ontwerplagen, de gedetailleerde of schematische weergave status wordt weergegeven

Gedetailleerd

Selecteer deze optie om de aanpassingen enkel in de gedetailleerde tekening toe te passen.

Schematisch

Selecteer deze optie om de aanpassingen enkel in de schematische tekening toe te passen.

Gelijkschakelen

Vink deze optie aan om de aanpassingen toe te passen in de gedetailleerde en schematische tekening van de trap.

Afbreeklijnen

Gebruik de parameters in deze groep om de eigenschappen van de afbreeklijnen te bepalen.

Hoogte afbreeklijnen

Geef de hoogte op waar je de trap onderbroken wilt weergeven door middel van afbreeklijnen.

Hoek afbreeklijnen

Geef de hoek op waaronder je de afbreeklijnen wilt tekenen.

Afstand tussen afbreeklijnen

Geef de afstand tussen de afbreeklijnen op.

Oversteek afbreeklijnen

Geef de afstand voor de zijdelingse oversteek van de afbreeklijnen op.

Buitenzijde niet onderbreken

Vink deze optie aan om de buitenzijde van de trap ononderbroken weer te geven.

Aanduidingen onder en boven afbreeklijnen

Vink deze optie aan om de aanduidingen boven en onder de afbreeklijnen weer te geven.

Looplijn eindigt op

Selecteer of het einde van de looplijn geplaatst moet worden op de laatste trede voor de afbreeklijn (op de looplijn) of op de afbreeklijn.

Instellingen

Gebruik de parameters in deze groep om de weergave van elementen zoals de neus, bomen, vrije hoogte en leuning in 2D/Plan te regelen.

Toon handgreep handgeleiding

Vink deze optie aan om in de 2D-weergave de handgreep van handgeleiding weer te geven. (De parameters voor de leuning vind je in het tabblad Leuningen.)

Toon handgreep leuning

Vink deze optie aan om in de 2D-weergave de handgreep van de leuning weer te geven.

Toon balusters

Vink deze optie aan om in de 2D-weergave de balusters van de leuning weer te geven.

Toon handgreep boven afbreeklijnen

Vink deze optie aan om in de 2D-weergave de handgreep boven de afbreeklijnen weer te geven.

Toon neus

Vink deze optie aan om in de 2D-weergave de oversteek van de neus weer te geven.

Toon boom en oversteek treden

Vink deze optie aan om in de 2D-weergave de boom en de oversteek van de treden weer te geven.

Toon welstuk

Vink deze optie aan om het welstuk weer te geven in 2D/Plan.

Toon vrije hoogte

Vink deze optie aan om de treden te markeren waarbij de opgegeven vrije hoogte niet gewaarborgd is. Bepaal vervolgens de waarde voor de vrije hoogte in het veld rechts van de parameter.

Toon bomen

Vink deze optie aan om in de 2D-weergave de bomen van een trap met ingewerkte treden weer te geven.

Toon trapboomranden

Vink deze optie aan om het welstuk weer te geven in 2D/Plan.

Toon onderste traphelft op onderste verdieping

Vink deze optie aan om de trapstructuur op de onderste verdieping in 2D/Plan weer te geven.

Toon inkeping op onderste verdieping

Vink deze optie aan om de inkeping bij de aansluiting op de onderste verdieping in 2D/Plan weer te geven.

Toon inkeping op bovenste verdieping

Vink deze optie aan om de inkeping bij de aansluiting op de bovenste verdieping in 2D/Plan weer te geven.

Onderste traphelft (op laag [naam laag])

De trap wordt steeds weergegeven op de onderste verdieping (de verdieping waar de trap geplaatst is). Als je de instellingen van een bestaande trap bewerkt, wordt de laag van de trap weergegeven. Als je de standaardinstellingen aanpast, wordt de actieve laag weergegeven.

Stel de weergave in van de breeklijnen, looplijn, aanduidingen en tekst bij de trap.

Toon trap

Selecteer of de trap boven of onder de breuklijn getoond moet worden en welke grafische kenmerken je hiervoor wilt gebruiken:

Zonder afbreeklijn (volle lijnen): Selecteer deze optie om geen afbreeklijn te tekenen. De trap wordt getekend volgens de instellingen voor de 2D-kenmerken in het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Met afbreeklijn (volle lijnen): Selecteer deze optie om de afbreeklijn als een volle lijn weer te geven. De overige 2D-kenmerken van de afbreeklijn en de trap worden bepaald via het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Alleen onder afbreeklijn (volle lijnen): Selecteer deze optie om de afbreeklijn als een volle lijn weer te geven en het trapgedeelte boven de afbreeklijn te verbergen.

Alleen boven afbreeklijn (volle lijnen): Selecteer deze optie om de afbreeklijn als een volle lijn weer te geven en het trapgedeelte onder de afbreeklijn te verbergen.

Met afbreeklijn (volle lijnen onder en stippellijnen boven): Selecteer deze optie om het trapgedeelte onder de afbreeklijn in volle lijnen te tekenen en de rest van de trap in stippellijnen. De overige 2D-kenmerken van de afbreeklijn worden bepaald via het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Met afbreeklijn (stippellijnen onder en volle lijnen boven): Selecteer deze optie om het trapgedeelte onder de afbreeklijn in stippellijnen te tekenen en de rest van de trap in volle lijnen. De overige 2D-kenmerken van de afbreeklijn worden bepaald via het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Alleen boven afbreeklijn (stippellijnen): Selecteer deze optie om het trapgedeelte onder de afbreeklijn in volle lijnen te tekenen en de rest van de trap in stippellijnen. De overige 2D-kenmerken van de afbreeklijn worden bepaald via het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Alleen onder afbreeklijn (stippellijnen): Selecteer deze optie om het trapgedeelte onder de afbreeklijn in stippellijnen te tekenen en de rest van de trap te verbergen. De overige 2D-kenmerken van de afbreeklijn worden bepaald via het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Looplijn onder/boven afbreeklijnen

Vink deze optie(s) aan om een looplijn onder en/of boven de afbreeklijnen te tekenen. Merk op: indien er geen afbreeklijnen zijn, wordt de looplijn voor de gehele trap getekend. Wanneer er een looplijn wordt getekend, kan je kiezen om aanduidingen aan het begin en/of einde van de looplijn weer te geven. (Om aanduidingen onder en boven de afbreeklijn te herhalen, vink je de optie Aanduidingen onder en boven afbreeklijnen aan.) Selecteer Alleen markeringen tonen om de lijn voor de looplijn te verbergen en alleen de markeringen weer te geven. Selecteer de richting van de looplijn. De stijl van de aanduidingen stel je in via het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Teken volledige afbreeklijn

Vink deze optie aan om naast de breeklijn onderaan de trap (wordt steeds getekend), ook de breeklijn bovenaan de trap te tekenen. Merk op: deze optie is enkel beschikbaar wanneer Toon trap ‘Alleen onder afbreeklijn (volle lijnen)’ of ‘Alleen onder afbreeklijn (stippelllijnen)’ is ingesteld.

Opmaak tekst

Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Opmaak tekst’ te openen en de opmaak van de tekst bij de trap op de onderste verdieping te bewerken (zie stap 2).

Bovenste traphelft

Vink deze optie aan om 2D-componenten op de bovenste laag toe te voegen. Bepaal vervolgens de instellingen van de trap op de bovenste verdieping in zowel een gedetailleerde als schematische weergave. Definieer de weergave van de afbreeklijn, de weergave en richting van de looplijn en de opmaak van de tekst bij de trap op de bovenste verdieping.

Als je voor horizontale snedevensters de bovenste trapcomponent gebruikt, wordt deze standaard bovenaan de leuning geplaatst. Bij trappen zonder leuning is de standaardlocatie van de bovenste component 20 cm boven de traphoogte, maar je kan deze locatie aanpassen (zie 2D-componenten van symbooldefinities en parametrische objecten verplaatsen). Wanneer je de hoogte van de trap wijzigt, wordt de standaardlocatie herberekend op 20cm boven de nieuwe hoogte.

Overige instellingen bovenste verdieping

De overige parameters in deze groep (Toon trap, Looplijn en Opmaak tekst) stel je op dezelfde manier in als voor de onderste verdieping.

Afstand afbreeklijn

Geef een waarde op om de breeklijn met een bepaalde afstand langs de looplijn te verschuiven. Je kan een positieve of negatieve waarde opgeven.

Toon bovenste traphelft op bovenste verdieping

Vink deze optie aan om in 2D/Plan de bovenste trapcomponent op de geselecteerde bovenste verdieping weer te geven. Selecteer hiervoor de gewenste Laag.

Laag

Selecteer de laag die overeenkomt met de bovenste verdieping van de trap. De instellingen voor de bovenste verdieping gelden zowel voor de gedetailleerde als de schematische weergave van de trap op de geselecteerde laag. Deze parameter hangt niet samen met de bovenste begrenzing van de trap (in het tabblad Algemeen of Geometrie).

Voorvertoning

Hier zie je de 2D-voorvertoning van de trap op de bovenste en onderste verdieping, telkens op basis van de huidige instellingen.

Klik op de knop Opmaak tekst om de opmaak van de tekst bij de trap op de onderste en eventueel de bovenste verdieping te bewerken.

Het dialoogvenster ‘Opmaak tekst’ wordt geopend. Afhankelijk van het type trap zijn er meer of minder (of geen) parameters voor de traparmen beschikbaar. De weergave van de tekst stel je in via het tabblad ‘Grafische kenmerken’.

Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.

Veld

Omschrijving

Toon numering treden

Vink deze optie aan om de nummering van de treden weer te geven.

Bepaal de uitlijning van de nummering ten opzichte van de trap en de treden, alsook de tekstrotatie.

Positie t.o.v. trap

Bepaal voor rechte trappen of de nummers links, in het midden (gecentreerd) of rechts van de trap verschijnen. Voor andere traptypen zijn de opties ‘Binnenzijde’, ‘Gecentreerd’ en ‘Buitenzijde’ beschikbaar. Door de Afstand aan te passen, kan je de nummers verder of dichter bij de omtrek van de trap plaatsen.

Positie t.o.v. trede

Bepaal de uitlijning van de nummering ten opzichte van de treden. Je kan de nummers in het midden (gecentreerd) of aan het begin van de treden plaatsen. Voor nummers die uitgelijnd zijn op het begin van de treden, kan je een Afstand opgeven en zo de nummers dichter bij of verder van het begin van de trede plaatsen.

Rotatie

Bepaal de rotatie van de nummering.

Beginnummer

Geef het nummer van de eerste trede in.

Traparm

Vink deze optie aan als je tekst of een of meer variabelen aan de traparm (voor een trap met meerdere traparmen) wilt toevoegen, zoals richting looplijn (Stijgend of Dalend), hoogte trap, aantal optreden, gemiddelde optrede, gemiddelde diepte trede, lengte looplijn en/of afbreeklijn. Zodra je een variabele uit de keuzelijst selecteert, verschijnt de corresponderende code in het tekstveld. Je kan ook tekst typen tussen twee variabelen. Selecteer de optie ‘Nieuwe lijn’ om de volgende tekst op een nieuwe lijn te beginnen. Geef de hoek op waaronder je de tekst (voor de traparm in kwestie) wilt weergeven.

Opmerking

Vink deze optie aan als je tekst of een of meer variabelen aan de trap wilt toevoegen, zoals richting looplijn (Stijgend of Dalend), hoogte trap, aantal optreden, gemiddelde optrede, gemiddelde diepte trede en/of lengte looplijn. Zodra je een variabele uit de keuzelijst selecteert, verschijnt de corresponderende code in het tekstveld. Je kan ook tekst typen tussen twee variabelen. Selecteer de optie ‘Nieuwe lijn’ om de volgende tekst op een nieuwe lijn te beginnen. Geef de hoek op waaronder je de tekst (voor de traparm in kwestie) wilt weergeven.

Je kan de positie van de tekst wijzigen door het invoegpunt in de tekening te verplaatsen.

Stair_textctrl.png

Instellingen Trap: tabblad Algemeen

Instellingen Trap: tabblad Geometrie

Instellingen Trap: tabblad Constructie

Instellingen Trap: tabblad afsluitingen

Instellingen Trap: tabblad Grafische kenmerken

Een trap als een symbool bewaren

Minimum- en maximumwaarden instellen voor de geometrie van de trap

Eigenschappen van trappen

Instellingen van een trap opnemen en toekennen

Een uitgebreide trap creëren

Trappen vervormen

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.